Zoeken

“Ik heb het mooiste beroep dat er bestaat”

Gepubliceerd op 26 april 2018

“Ik heb het mooiste beroep dat er bestaat,” zegt Hans Offerman. Hij is al acht jaar ambulanceverpleegkundige en zou niets anders willen. Op zijn negende wist hij het al. “Mijn oma werd toen opgehaald door de ambulance en dat heeft zo’n indruk op mij gemaakt dat ik vanaf die tijd wist wat ik wilde.” Na de middelbare school deed hij de verpleegkundeopleiding, werkte in het ziekenhuis en via de spoedeisende hulpverlening ging zijn grote wens in vervulling.

Enthousiast

Arie Wijten kan zo’n enthousiast verhaal wel waarderen. “De motivatie van de ambulancemensen is uitstekend,” zegt hij. “Ze hebben heel bewust voor de zorg gekozen en zijn zeer betrokken.” Wijten is directeur van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond (AZZR). Hij heeft zo’n vierhonderd ambulancemedewerkers onder zich. Nou ja, onder zich…ik krijg stellig de indruk dat hij meer te midden van zijn medewerkers opereert dan boven hen. Als we voor een foto de ambulancegarage binnenlopen, wordt hij vrolijk begroet door een tiental medewerkers die daar rondlopen en vliegen de kwinkslagen over en weer.

Somber beeld

We zitten in Rotterdam, in een van de vier opkomstlocaties. De andere bevinden zich in Barendrecht, Brielle en Dirksland. Daar beginnen de ambulancemedewerkers met hun dienst om vervolgens naar één van de twaalf postlocaties in de regio te gaan. “Het is echter zo druk,” zegt Hans Offerman, “dat we die postlocaties bijna nooit zien. De ene rit is nog niet afgelopen of de volgende spoedrit dient zich aan.” Die drukte is in de eerste plaats het gevolg van een structureel personeelstekort. “Er zouden vijfentwintig ambulanceverpleegkundigen bij kunnen,” vertelt directeur Wijten. Maar dat niet alleen. Hij schets een uiterst somber beeld over de zorg. “De hele keten zit verstopt. Van huisarts tot spoedeisende hulp tot de ziekenhuizen, de verpleeghuizen en de ambulancedienst.

Als de huisarts geen tijd meer heeft voor zijn huisbezoeken wordt vaker de ambulance gebeld. Het komt voor dat een ambulance bij de spoedeisende hulp twee uur moet wachten voordat de patiënt kan worden overgedragen.” Offerman vult aan: “En als wij staan te wachten, kunnen we niet rijden en moeten mensen in nood ook wachten.” Gelukkig kennen de ambulancemensen hun verantwoordelijkheid. In levensbedreigende situaties moet de ambulance binnen vijftien minuten aanwezig zijn. “We komen altijd en we komen heel snel, maar het wordt steeds moeilijker om het te halen.” “Je had ook een paracetamol kunnen nemen.”

Zelfredzaamheid

Hans Offerman wil ook nog wel kwijt, dat hij in zijn loopbaan de zelfredzaamheid van de mensen minder heeft zien worden. “Voor een zere teen hoef je de ambulance niet te bellen,” zegt hij. “Het gebeurt toch wel meerdere keren per dag dat we gebeld worden voor iets wat anders kon worden opgelost.” Arie Wijten voegt eraan toe: “Natuurlijk is die laagdrempeligheid ook wat waard. Je kunt ook te lang wachten met bellen. En als mensen bellen dan komen we, absoluut, maar soms denken we: je had ook een paracetamol kunnen nemen.”

Werkdruk

Door dit alles is de werkdruk enorm. Wijten maakt zich terecht zorgen over het welzijn van zijn personeel. “We willen daarom de arbeidsomstandigheden zo goed mogelijk geregeld hebben. Zo zijn we bezig met elektrische brancards, die in ieder geval de fysieke belasting kunnen verminderen. We willen ervoor zorgen dat mensen het leuk vinden om voor de zorgsector en met name voor de ambulancedienst te kiezen.”

Mooiste beroep

Hij heeft dan in Hans Offerman een uitstekende ambassadeur. Want ondanks de gigantische werkdruk, ondanks de spanning die het beroep van tijd tot tijd met zich meebrengt, blijft hij erbij dat hij een prachtige baan heeft. “Het ene moment heb je een goed gesprek met iemand die je naar een ander ziekenhuis moet brengen en het volgende moment ben je bezig iemands leven te redden. Je weet ’s ochtends nooit wat je gaat doen. Je stapt zomaar bij mensen in hun leven en je bouwt in die korte tijd een band op. Dat is zo mooi! Bovendien hebben we een mooie regio: buitengebieden, de binnenstad, groot-industrie, water… echt waar, ik heb het mooiste beroep dat er bestaat.”

Tekst: Huib Neven, Magazine de Klinker